|
VERVOLG VAN : 'De grote scheiding' , hoofdstuk 1. 'De bestuurder zelf leek geheel vervuld van licht en hij gebruikte slechts één hand om te sturen. Met de andere wuifde hij langs zijn gezicht als om de mistige motregen weg te vegen. Er steeg een gegrom op uit de rij, toen hij in zicht kwam. 'Die ziet eruit of hij er nogal zin in heeft, hè? Verbazend ingenomen met zichzelf, wat ik je zeg….. Gunst nog toe.. waarom kan hij niet gewóón doen? Vindt zichzelf te goed om naar ons te kijken… Wat verbeeldt hij zich eigenlijk…? Al dat verguldsel en purper; ik noem het een schandelijke verspilling. Waarom besteden ze niet wat van het geld aan hun eigen huizenbezit hier beneden? Jasses… ik zou hem zó een klap om zijn oren willen geven…'. Ik kon in het voorkomen van de bestuurder niets ontdekken, wat dit alles rechtvaardigde, of het moest de gebiedende uitdrukking op zijn gelaat zijn en dat hij vervuld scheen met het volbrengen van zijn taak. Mijn medepassagiers vochten als kemphanen om in de bus te komen, ofschoon er voldoende ruimte was voor ons allemaal. Ik was de laatste die instapte. De bus was maar half vol en ik zocht een plaatsje achterin, op veilige afstand van de anderen. Maar een jongmens met verwarde haardos verscheen plotseling en ging naast mij zitten. Toen reden we meteen weg. 'Ik dacht, dat u het wel goed zou vinden als ik me bij u aansloot', zei hij, 'want ik heb wel gemerkt dat u net zo over dit gezelschap denkt als ik. Waarom ze met alle geweld meewillen, begrijp ik niet. Het zal hun niets bevallen als we er eenmaal zijn en ze zouden het thuis eigenlijk veel gemakkelijker hebben. Voor u en mij is het wat anders'. 'Houden ze van deze plaats?', vroeg ik. 'Net zoveel als ze van iets anders zouden houden', antwoordde hij, ' Ze hebben bioscopen en comestibleswinkels en lichtreclames en allerlei andere dingen die hun aanstaan. Het ontstellend gebrek aan intellectueel leven raakt hen niet. Ik besefte al zodra ik hier kwam, dat er iets niet in orde was. Ik had de eerste bus moeten nemen, maar ik heb de tijd verspild met mijn pogingen, om de mensen hier wakker te schudden. Ik vond 'n een paar lui die ik van vroeger kende en probeerde een kleine kring te vormen, maar ze schijnen allemaal afgezakt te zijn tot het niveau van hun omgeving. Reeds vóór we hier kwamen, had ik enig wantrouwen tegen iemand als Cyril Blellow. Ik had altijd de indruk, dat hij er 'n verkeerd taaleigen op nahield. Maar hij was tenminste intelligent; je kreeg van hem tenminste kritiek te horen, die de moeite waard was, al was hij wat scheppend vermogen betreft een mislukking. Maar hij schijnt nu niets overgehouden te hebben dan zijn verwaandheid. De laatste keer wou ik hem wat van mijn eigen werk voorlezen… een ogenblikje, alstublieft: ik zou graag willen, dat u het even inkeek.' Ik bemerkte met schrik, dat hij een dikke bundel getypte vellen uit zijn zak tevoorschijn haalde. Ik mompelde iets van dat ik mijn bril niet bij me had en riep uit: 'Hallo, we zijn van de grond!" Zo was het. Vele honderden meters onder ons, reeds half gehuld in regen en mist, waren de natte daken zichtbaar van de stad, die zich eindeloos uitstrekte, zover het oog reikte. Hoofdstuk 2. Ik werd niet lang aan de genade van de warharige profeet overgelaten, want een andere passagier onderbrak ons gesprek. Aleer dat echter gebeurde, had ik reeds het een en ander over hem vernomen. Hij bleek iemand te zijn, die in zijn leven zeldzaam slecht behandeld was. Zijn ouders hadden hem nooit gewaardeerd en geen van de vijf scholen, waar hij zijn opvoeding had genoten, scheen berekend te zijn geweest voor een talent en temperament als het zijne. Om de zaak nog erger te maken, was hij juist een jongen geweest, voor wie het examensysteem een maximum aan onbillijkheid en dwaasheid betekende. Toen hij op de universiteit kwam, begon hij pas te beseffen, dat al dit onrecht er niet bij toeval was geweest, maar dat het een onvermijdelijk gevolg was van ons economisch systeem. Het kapitalisme maakte de arbeiders niet alleen tot slaven, maar het bedierf de smaak en vulgariseerde het intellect: vandaar ons systeem van opvoeden en het gebrek aan 'erkenning' tegenover nieuwe genieën. Deze ontdekking had hem tot een communist gemaakt. Maar toen de oorlog uitbrak en hij zag, dat Rusland zich verbond met de kapitalistische regeringen, had hij gemerkt, dat hij weer geïsoleerd stond en moest hij uit beginsel in de oppositie gaan. De achteruitzetting die hij in dit stadium van zijn loopbaan had ondervonden, zo bekende hij, had hem verbitterd. Hij besloot, dat hij de goede zaak het best kon dienen door naar Amerika te gaan; maar toen kwam ook Amerika in de oorlog. Op dat ogenblik zag hij opeens Zweden als het tehuis voor een radicaal nieuwe kunstbeoefening, maar de verschillende onderdrukkers hadden hem geen faciliteiten willen verlenen om naar Zweden te gaan. Zijn vader, die nooit uitgekomen was boven de verfoeilijke gemoedskalmte en zelfvoldaanheid van het victoriaanse tijdperk, gaf hem een belachelijk kleine toelage, die niet evenredig was aan zijn behoeften. En hij was bovendien heel slecht behandeld door een meisje. Hij had gedacht, dat zij een werkelijk beschaafde en volgroeide persoonlijkheid was, totdat ze zich plotseling ontpopte als één bonk burgerlijke vooroordelen en monogame instincten. Jaloersheid en bazigheid waren eigenschappen, waar hij bijzonder het land aan had. Ook bleek zij tenslotte erg krenterig te zijn op 't punt van geld. Daarmee was hij zijn laatste houvast kwijt. Hij had zich onder een trein geworpen…. Ik kon mijn schrik niet verbergen, maar hij sloeg er geen acht op. Zelfs toen, zo vervolgde hij, had het ongeluk hem voortdurend achtervolgd. Men had hem naar de grauwe stad gezonden. Maar dat was natuurlijk een vergissing geweest. Ik zou wel merken, zo verzekerde hij mij, dat op de terugreis al de andere passagiers weer meet mij in de bus zouden zijn. Maar hij niet. Hij was van plan 'daar' te blijven. Hij wist zeker, dat hij eindelijk ergens zou komen, waar zijn scherp kritische geest niet langer geweld zou worden aangedaan door een onsympathieke omgeving, ergens waar hij 'erkenning' en 'waardering' zou vinden. Intussen, daar ik mijn bril niet bij mij had, zou hij mij de passage voorlezen, waarvoor Cyril Blellow zo ongevoelig was geweest…. Juist op dat ogenblik werden wij gestoord. Een van de ruzies, die in de bus gedurig op pruttelen stonden, was overgekookt en voor 'n ogenblik was er een hevige opschudding. Messen werden getrokken, revolvers afgevuurd; doch het scheen alles merkwaardig onschadelijk te zijn en toen het voorbij was merkte ik, dat ik ongedeerd was, maar dat ik op een andere plaats zat met een nieuwe buurman. Hij was iemand met een intelligent uiterlijk, een dikke neus en met een bolhoed op. Ik keek uit het raam. We waren nu zo hoog, dat beneden ons niets meer duidelijk was te onderscheiden. Maar velden, rivieren of bergen zag ik nergens en ik kreeg de indruk, dat de grauwe stad het gehele gezichtsveld besloeg. 'Het lijkt me een verduiveld grote stad', opperde ik, 'dat begrijp ik eigenlijk niet. De gedeelten die ik ervan gezien heb, waren zo leeg. Is de bevolking vroeger misschien groter geweest?' 'Helemaal niet', zei mijn buurman, 'De ellende is, dat ze zo twistziek zijn. Zodra iemand er nieuw aankomt, vestigt hij zich in een straat. Eer hij er 24 uur gewoond heeft, heeft hij ruzie met zijn buurman. Voor de week om is, heeft hij zoveel ruzies beleefd, dat hij besluit te verhuizen. Zeer waarschijnlijk vindt hij de volgende straat leeg, omdat ze daar allemaal ruzie met hun buren gemaakt hebben - en verhuisd zijn. Dan gaat hij er wonen. Is de straat toevallig vol, dan trekt hij verder. Maar zelfs als hij er blijft, maakt het geen verschil. Hij kan er zeker van zijn, dat hij gauw genoeg weer ruzie heeft en dan moet hij opnieuw verhuizen. Tenslotte zal hij meteen maar naar de rand van de stad trekken en er een nieuw huis bouwen. U ziet, het gaat hier gemakkelijk. Je hebt alleen maar een huis te denken en het is er. Dat is de reden, waarom de stad zich steeds uitbreidt'. Wordt vervolgd. |
Een planeet vol van dit soort eindeloze grauwe uitgestrektheid... |
Maar: de helse stad ligt nu vér onder de bus en zijn passagiers. |